Nadat de rechter de echtscheiding heeft uitgesproken en een beschikking heeft afgegeven, hebben partijen in theorie nog de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de uitspraak. Dit is bij een gemeenschappelijk verzoek een vreemde situatie. Partijen hebben het verzoek tot echtscheiding immers op gemeenschappelijk verzoek ingediend. Het is niet logisch dat partijen tegen hun eigen verzoek in beroep gaan. Het is dus meer een procedurele formaliteit dat de advocaat een akte van berusting voor partijen opstelt. Bij een eenzijdig verzoek kan dit anders zijn.
Nadat partijen de akte hebben ondertekend, gaat de
beschikking in kracht van gewijsde. Dit houdt in dat tegen de beschikking geen hoger beroep of cassatie meer kan worden ingesteld. De beschikking of uitspraak van de rechter staat dus vast. Partijen hoeven nu niet te wachten tot de beroepstermijn is verstreken.
Als een partij weigert de akte van berusting te ondertekenen is het wachten totdat de beroepstermijn van 3 maanden is verlopen. Na afloop van de beroepstermijn maakt de griffier van de rechtbank waar de zaak voor het laatst aanhangig was, op verzoek van één der partijen, dan een verklaring van non-appèl op waarin staat dat er geen hoger beroep is ingesteld en dat de gewone beroepstermijn is verstreken.